Een korte winterprik spoorde me onlangs aan om nog eens naar de heide te trekken. Zeker in de winter komt het rauwe, het gure van de heide volgens mij goed tot zijn recht. Door de ligging op de zandgronden en de openheid is heide een landschap van extremen: bloedheet in de zomer, bijtend koud tijdens de winter. Zeker als de zon haar pad boven de horizon nog niet heeft ingezet.
Ik vertrok in de Loozerheide in het GrensPark Kempen~Broek. Anders dan de naam laat uitschijnen, is dit geen heidegebied meer. Na decennia in landbouwgebruik te zijn geweest, werd het enkele jaren geleden teruggegeven aan de natuur. Taurossen – een experiment om het uitgestorven oerrund terug te fokken – en Exmoorpony’s moeten het landschap openhouden en de heide doen terugkeren. De tijd zal uitwijzen of ze het pijpenstrootje de baas kunnen. Hun ruige uiterlijk draagt alvast bij aan de beleving op deze ijskoude ochtend.




Mijn eigenlijke bestemming was de Boshoverheide, van de Loozerheide gescheiden door de Defensiedijk, een overblijfsel uit de Tweede Wereldoorlog.
Midden in de Boshoverheide staat een dennenbosje. Iets hoger gelegen op een landduin, verheven boven zijn omgeving. Donker. Gesloten. Als een burcht in het voor de rest open landschap.
Als je echter dichterbij komt, opent het bosje zich en word je opgewacht door sierlijke wachters, elegant als de elfen van Rivendel. Binnenin is het bosje open. Als een binnenplaats van een burcht. Je wordt omgeven door grove dennen met laag hangende kruinen die als een muur de binnenplaats afschermen van de wildernis buiten de burcht, buiten de beschaving. Geborgenheid en beschaving binnen de muren versus wildernis en woestenij buiten de muren. Zoals Uruk uit het Gilgamesh epos.
Enkele openingen in de muur van boomkruinen verschaffen een blik naar de buitenwereld. Een belevenis van binnen naar buiten die wordt versterkt door de winterse koude die de heide in een glinsterend wit maliënkolder verandert, doorspekt met subtiele bruintinten van zacht geelbruin tot bordeaux roodbruin. Binnen is het vorstvrij, een binnenplaats die tegen de nachtelijke koude werd beschermd door het isolerende deken van de dichte dennenkruinen.
Een ideale plek om te mijmeren, te picknicken en het toenemend aantal mensen in de buitenwereld gade te slaan die nietsvermoedend door de heide wandelen. Het valt me altijd op hoe weinig mensen in stilte kunnen wandelen. Het open landschap draagt hun woorden over honderden meters met zich mee. Stilaan wordt het druk op de heide. Een fletse zon heeft inmiddels de koude voldoende verdreven om de rijp te doen smelten. En de stilte is verdwenen. Tijd om naar huis te gaan.


